Bij het DINAMO systeem kun je detectie van treinen op 2 manieren doen: met reed schakelaars of met bezetspoordetectie. Beide methoden hebben hun voor -en nadelen en je kunt ze door elkaar gebruiken.
Als je bezetspoordetectie wilt toepassen heb je additionele elektronica nodig. Deze wordt geleverd door de CD16 bezetspoordetector.
Op een CD16 bezetspoordetector zitten 16 detectoren. De CD16 komt tussen de uitgangen van de TM-H(s) en het spoor en wordt aangesloten op de schakelaar ingang van de TM-H. Per blok kun je net zoveel detectiesecties maken als je wilt. Er is geen verband tussen het aantal TM-H's en CD16's. Het aantal CD16's wordt uitsluitend bepaald door het aantal detectiesecties dat je in totaal nodig hebt, het aantal TM-H's uitsluitend door het aantal blokken dat je hebt. Desgewenst kun je de CD16 remote plaatsen (dicht bij het spoor) om bedrading uit te sparen, maar dat heeft alleen zin als er per blok veel detectiesecties zijn.
In tegenstelling tot veel andere bezetmelders is de CD16 volledig symmetrisch. Dat wil zeggen dat in de leiding van beide spoorstaven dezelfde elektronica is opgenomen om detectie te laten plaatsvinden. Dit verhoogt de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van detectie op de blokovergangen bij keerlussen. Desalniettemin introduceert de CD16 slechts een totale spanningsval van 1.4 Volt (in de leiding naar beide spoorstaven samen). Als je geen keerlussen hebt kun je de CD16 niet-symmetrisch uitvoeren waarmee het spanningsverlies zelfs wordt gereduceerd tot 0.7 Volt.
De geassembleerde CD16: